De Poëzie van het Toeval
   

Vruchtafdrijving 


Er waait een wind die over kaarsen waait, een wind die over, in mij vloeit zoals het water dat steeds komt en gaat, waarin ik je herken.
 
Tussen tralies op de oever loopt het koude licht over een bed van spiegelingen, zoals dit kijken naar verdrinken, naar jou, naar mij, naar samen zinken en zo loop ik over,  in jou, met jou, tot het ademhalen dan de ruimte vindt om te ontbinden, los te laten en zielen zich verbinden.
 
Er waait een wind
die over kaarsen waait zoals herinneringen, zoals je  marmeren huid het zonlicht laat weerkaatsen, witte gepolijste witte woorden die komen en die gaan in een herhalend zingen, een steeds weer tikken zoals druppels op een geopend vensterraam.

Er waait een
wind die zacht de vlammen streelt, alsof je met je armen hen wil koesteren die reeds wonen aan de overkant.

Kom leg je hand, rust, laat je verlangen haven vinden, laat het, laat het en laat mij, en kom, kom, O, laat je door deze golven strelen, overspoelen, je zandstralen tot fijngemalen je helemaal doorzichtig wordt, zing, zing tot je zang een zweven wordt, een ijl en stil verblijven.

Er waait en wind, mijn kind, er waait een wind, mijn kind, er waait een wind, luister want hij fluistert nu je naam, hij spreekt je aan, hoor je mij, kom, kom, kom nu en loop over, over naar de overkant, over tot de laatste druppel zich overgeeft aan dit sprakeloos verbazen, een noordenwind mijn kind, die zingt, die cirkels tekent aan de hemel van je wonderlijk vervuld voortdurend vragen naar de bron waaruit je bent ontsprongen.

Mijn kind, mijn kind, zal je mij dragen, dragen naar de overkant, mag ik dan vragen naar je hand, zoals de wind die over kaarsen waait, zo lang, zo lang, tot  ik je vind, je vind mijn kind,

O, hou van me, hou van me, hou me in je hand daar aan de overkant, en laat me wonen in je ziel, je ziel daar aan de overkant.

Er waait een wind daar aan de overkant, hij waait mijn haren, hij danst mijn hart in snaren, al die jaren aan de overkant  mijn kind.

O, zal ik je in steen bewaren, een steen zo warm
  zo
zwaar hier in mijn armen, zal ik je verwarmen? 

Er waait een wind die over
waait, mijn handen worden koud, mijn kind, je hebt mij zo bemind en je bemint, bemint mij nog mijn kind, zoals een wind die over waait, die over deze kaarsen waait.

Tussen tralies op de oever loopt het over, over van de muizenissen in mijn hoofd, tussen tralies op de oevers loopt het licht over een bed  van spiegelingen, laat ons zingen kind, zingen, als de wind van onvervuld verlangen kind, zolang ik je niet vind zal ik met jou zingen kind, met jou zingen tot de nacht zijn mantel keert, mijn mantel overgeeft aan licht verlangen, zoals de wind die over deze kaarsen waait, deze drie kaarsen die golvend licht verspreiden in de kamers van mijn huis dat ook het jouwe is en waarin de ramen door hun kieren de regen laten tikken, tikken tot het lijkt alsof de druppels mij verstikken, prikken als de naald waarmee ik je lichaam in duisternis verzinken liet.
 
O, de wind,
er waait een wind, een wind die over oevers waait, zoals de kaarsen die nu voor me staan en waarover ik heel zacht mijn handen strelen laat, als wind waait over marmer, zoals golven over zand, herinneringen die zich te rusten leggen in mijn waterbed.

Ik wil met jou de liefde zingen, liefde die niet overgaat, nooit slaapt, een oeverloos verlangend vloeien zijn.
 
En nu,
nu kijk ik, ik kijk naar jou, ik kijk je ogen aan, en ze bewogen , ik raak ze aan en wordt bewogen, ze knipperden als sterren die strepen slepen in deze zinderende zomernacht,  zoals een wind waar handen over lopen, en overlopend bevind ik me plots aan de overkant, als kaarsen, opgebrand, en zie mijn mantel, daar, daar,  uitgespreid, bedekkend, verlaten in het gras, het gras dat wuift van ver, ver over de muur daar aan die overkant, en hier, hier vind ik,verbind  ik, vind ik, vind je hand, en kom, kom in open Liefde, naakt, onthuld, vervuld, dichter, dicht, dicht bij jou, in jou, met jou, dicht, dicht van jou, over jou en word, ik  word, ik ben, ben, en voel je onschuld, nu, en nu mijn kind, vergeef je mij, hier, tussen drie kaarsen, vergeef je mij, ik was verblind, O




terug  naar Toevalskeuze

 


























































































































































terug naar Thuis


























































































































































afb © Lennart Nillson
 
Vruchtwater                                                                                                                                      Vruchtwater